Speech Dodenherdenking 4 mei 2025 Waalwijk

Goedenavond. Welkom. Wat goed dat we hier samen zijn:

  • inwoners van Waalwijk, Sprang-Capelle en Waspik,
  • de veteranen uit onze gemeente,
  • en ook de mensen die bij ons verblijven omdat het in hun eigen land niet veilig is.

Vanavond zijn we twee minuten stil. In dat zwijgen herdenken we de slachtoffers van oorlog en geweld – overal ter wereld. Soldaten, verzetsmensen en gewone burgers. Misschien kent u er zelf één. Misschien was het iemand uit uw familie. Dan weet u: oorlog stopt niet bij het laatste schot. Het verlies reikt verder. Soms een leven lang. Soms generaties lang.

Morgen vieren we 80 jaar bevrijding van Nederland. Maar hier – in onze gemeente – kwam die vrijheid al eerder, op 30 oktober 1944. Een kort moment van opluchting, want de strijd was nog lang niet voorbij. De winter van ’44-’45 bracht hevige gevechten. Bijna 150 inwoners van onze gemeente lieten het leven. De meeste van hen stierven vlak voor, tijdens of net na de bevrijding.

U kent ongetwijfeld de tragische geschiedenis van burgemeester Moonen en de gebroeders Hoffmans. Of van Jan de Rooij, de verzetsman uit Sprang-Capelle. Maar er zijn ook minder bekende verhalen. Gelukkig zijn die bewaard gebleven, dankzij onze Heemkundekringen. Laten we ze blijven doorvertellen, zeker nu onze vrede onder druk staat. 

Ik ga even met u terug in de tijd, naar de herfst van 1944. De kleine Sjef Merks, een jongetje van zeven uit Waalwijk, heeft zware jaren achter de rug. Zijn vader overleed aan een buikvliesontsteking, zijn moeder stierf in het kraambed. Vandaag - een dag na de bevrijding - loopt hij nietsvermoedend over straat, aan de hand van zijn oudste zus Ida. Vincent, een Britse soldaat, schrikt als hij de twee ziet lopen. Het is nog steeds gevaarlijk op straat! Hij neemt ze vlug bij de hand om ze in veiligheid te brengen. Direct daarna volgt een inslag en de kinderen worden geraakt door granaatscherven. Vincent gaat bovenop de zwaargewonde Sjef en Ida liggen, om ze te beschermen tegen verdere inslagen. Hij gebruikt zijn lijf als drukverband om het hevige bloeden te stelpen. Zo vervoert het Rode Kruis het drietal als één pakketje naar het ziekenhuis. Vanuit Waalwijk worden de kinderen overgebracht naar het Groot Ziekengasthuis in Den Bosch. Soldaat Vincent neemt afscheid en geeft de kinderen zijn rozenkrans mee. De kleine Sjef overleeft het helaas niet. Zijn zus Ida verliest haar arm en moet maandenlang revalideren. De rozenkrans van Vincent heeft zij haar hele leven bij zich gehouden en wordt nu gekoesterd door haar dochter.

Verhalen zoals van Sjef en Ida maken indruk. Door het noodlot dat hen trof, maar ook door de heldenmoed van soldaat Vincent. Je kan zeggen dat het gewoon z’n taak was, maar hoe bijzonder is het, dat je je leven waagt voor mensen die je nooit eerder hebt ontmoet. Zou ik dat kunnen? Zou u het kunnen? 

Dankbaarheid. Dat is wat we voelen voor al die buitenlandse soldaten die hebben gestreden om Waalwijk en de rest van Brabant te bevrijden. Niet alleen de Schotten, maar ook de Engelsen, de Welshmen, de Canadezen, de Amerikanen, de Belgen, de Noren en de Polen. Zij streden – op veel plekken in onze omgeving. Zoals bij Kapelsche Veer. 

Daar sprak ik eens een Nederlandse man met een Poolse achternaam. Hij bleek de zoon te zijn van een Poolse soldaat die had gevochten voor onze vrijheid. Hij is hier blijven wonen, omdat Polen in die tijd niet veilig was. Allemaal kennen we de Poolse arbeidsmigranten in onze gemeente, maar veel minder mensen weten dat hun voorouders een van onze bevrijders zijn geweest. Zij gaven, toen het nodig was.

En ook wij geven. Ruim 250 militairen uit Waalwijk zijn de afgelopen jaren uitgezonden – naar Afghanistan, Irak, de Oekraïne. Onze veteranen van nu. Zij verdienen onze steun, ons respect. Daarom is het terecht dat zij dit jaar de provinciale erepenning ontvangen voor hun inzet en moed.

De wereld van nu lijkt steeds minder geïnteresseerd in vrede. In veel landen is de veiligheid ver te zoeken. Er worden gruweldaden gepleegd – tegen mensen en tegen de menselijkheid.

Jarenlang dachten we: dat zal ons niet overkomen. Maar dat gevoel is aan het kantelen.
Steeds vaker vragen we ons af: blijven wij zelf wel buiten schot?

Er rust een grote verantwoordelijkheid op onze regering en ook op onszelf. Want oorlog begint met woorden. Woorden die haat en verdeeldheid zaaien, woorden die uitsluiten en ophitsen. Laten we daarvoor waken.

Wij voelen ons misschien klein en machteloos, maar dat zijn we zeker niet. Vrede is een werkwoord. U en ik, wij kunnen elke dag ervoor kiezen om aan vrede te werken. Thuis, op het werk, in de buurt. Door te luisteren. Door elkaar oprecht te willen begrijpen. Niet  polariseren, maar verbinden. Omzien naar elkaar en naar een mens in nood.

Ik ben dankbaar dat wij in onze gemeente mensen kunnen opvangen die moesten vluchten. En dat wij verhalen van heldenmoed mogen doorgeven – zoals dat van Vincent.

Ik denk aan de woorden van Rob de Nijs uit het lied “Alles wat ademt” : 
“Laat alles wat ademt in vrede bestaan.”

Dat wens ik u toe.
Vrede – in de wereld, in onze samenleving en in onszelf.
En dat alle slachtoffers van oorlog in vrede mogen rusten.

Dank voor uw aandacht.